Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want uw [8]mond [9]leert [10]uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren. 8. Het woord mond, gelijk ook tong in vs.5, en lippen in het volgende, betekenen de woorden en redenen, die door mond, tong en lippen uitgesproken worden. Alzo onder, hfdst.16 vs.5; Ps.5:10; Spreuk.2:6, en Spreuk.14:3, en Spreuk.15:2, en Spreuk.18:7, en Spreuk.21:6, enz. 9. Dat is, geeft getuigenis van de verkeerdheid uws harten, door welke gij deze vreemde redenen drijft. Anders, uw ongerechtigheid leert uw mond; dat is, de boosheid uws harten doet u zulke redenen spreken. 10. Te weten, waardoor gij in het spreken aangenomen hebt de manier van doen der node schalken, die met een schijn, zowel van woorden als van redenen, een zaak weten te bewimpelen, verduisteren en om te keren.